het nijverheidsonderwijs Archiefvorming GESCHIEDENIS VAN DE ARCHIEFVORMER

ORGANISATIE
Tot 25 september 1918 was het nijverheidsonderwijs een taak van de afdeling Onderwijs van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Op die datum werd het Departement van Onderwijs, Kunstenen Wetenschappen ingesteld1. Op 27 september 1918 werden de zaken betreffende het nijverheidsonderwijs ondergebracht bij de afdeling Vakonderwijs (VO)2. Op 1 januari 1920 werd de afdeling VO veranderd in de afdeling Nijverheids- en Handelsonderwijs3. Daar het handelsonderwijs in 1924 onder de zorg kwam van de afdeling Voorbereidend Hoger en Middelbaar Onderwijs (VHMO), werd de afdeling Nijverheids- en Handelsonderwijs per 16 mei 1924 gewijzigd in de afdeling Nijverheidsonderwijs (NO)4. In 1960 kreeg de afdelingNijverheidsonderwijs de status van Hoofdafdeling. In de periode tussen 1924 en 1966 werdenallerlei taken toegevoegd en andere afgesplitst en onder gebracht bij andere afdelingen5. Ditresulteerde in oktober 1966 in een reorganisatie. Op 15 oktober werd de hoofdafdeling NO opgeheven. Daarvoor in de plaats kwamen de directies Beroepsonderwijs en Vormingswerk (BVO) en de directie Technisch Beroepsonderwijs (TBO). Een aantal taken van de directies BVO en TBOwerden per 1 november 1970 afgesplitst en ondergebracht in een nieuwe directie; de directie Onderwijs en Vorming Werkende Jongeren (OVWJ). De naam van de directie BVO is met ingang van deze datum gewijzigd in Beroepsgericht Voortgezet Onderwijs (BVO)6. Al deze directies stonden onder supervisie van het Directoraat-Generaal voor het Onderwijs.

NL-HaNA_2_14_38_Afdelingen-en-directies

Chronologisch overzicht van de ontwikkelingen van de (hoofd)afdelingen en directies:
1 Koninklijk besluit (kb) d.d. 25 september 1918 (stbl.nr. 551)
2 Ministerieel besluit (mb) d.d. 27 september 1918 nummer 4, afdeling Kabinet.
3 Mb d.d. 27 december 1919 nummer 5, afdeling Kabinet.
4 Mb d.d. 16 mei 1924 nummer 2, afdeling Kabinet.
5 Zie inventarisnummer 517.
6 Mb d.d. 28 oktober 1970 nummer 617, afdeling Kabinet.

TAAKUITVOERING
Volgens de Nijverheidsonderwijswet van 1919 had het nijverheidsonderwijs ten doel op de grondslag en met voortzetting van het algemeen vormend onderwijs op te leiden voor ambacht, nijverheid, scheepvaart, huishouden, landbouwhuishouden en vrouwelijke handwerken7.

Het nijverheids onderwijs werd gegeven in de vorm van schoolonderwijs (dag- en avondscholen), onderverdeeld in lager en middelbaar onderwijs, en onderwijs volgens het leerlingstelsel.

Schoolonderwijs werd onderscheiden in openbaar en bijzonder onderwijs. Openbaar onderwijs werd verdeeld in gemeentelijke en rijksscholen. Binnen dit raam ontstonden scholen waaraan allerlei van soorten van onderwijs werden gegeven.

In de loop der jaren zijn er, al naar gelang de maatschappelijke behoefte, nieuwe vormen van onderwijs bijgekomen terwijl er andere verdwenen.

7 Wet van 4 oktober 1919 (stbl.nr. 593) tot regeling van het nijverheidsonderwijs.

Bij de scholen voor opleiding tot leraren of bij die voor speciale doeleinden konden akten van bekwaamheid worden verkregen voor het onderwijs in onder andere wis-, natuur-, en scheikunde, mechanica, kennis van materiaal, constructie en vorm, boetseren, praktijk en theorie van ambacht, kunstambacht en nijverheid, mijnbouw- en scheepvaartkunde, huishoud- en de landbouwhuishoudkunde en naaldwerk.

Met onderwijs volgens het leerlingstelsel werd bedoeld dat een leerling geplaatst werd in een bedrijf dat in staat was voldoende praktijkervaring over te brengen op de leerling. Daarnaast werd theoretisch onderwijs gevolgd. Om deze vorm van onderwijs in goede banen te leiden, werd tussen de wettelijke vertegenwoordiger van de leerling en de patroon een leerlingovereenkomst gesloten.

Tot de taakuitvoering behoorde onder andere de toepassing van een aantal wetten en besluiten:
– Wet op het middelbaar onderwijs (stbl.nr. 50, 1863);
– Leerplichtwet (stbl.nr. 111, 1900);
– Leerplichtwet (stbl.nr. 303, 1968);
– Nijverheidsonderwijswet (stbl.nr. 593,1919);
– Bevoegdhedenbesluit N.O. 1935 (stbl.nr. 162, 1935);
– Experimenteerwet (stbl.nr. 74, 1963);
– Wet op het voortgezet onderwijs, de Mammoetwet (stbl.nr. 40, 1963);
– Wet op het leerlingwezen (stbl.nr. 215, 1966).

De betrokkenheid van de afdelingen en directies bestond onder andere uit:
– vaststelling van lesroosters en leerplannen van rijksscholen en het uitgeven van algemene voorschriften omtrent de inrichting van leerplannen en lesroosters aan de van rijkswege gesubsidieerde gemeentelijke en bijzondere scholen;
– benoeming, schorsing en ontslag van het onderwijzend personeel van de rijksscholen. Bij de gemeentelijke en bijzondere scholen beperkte deze taak zich tot de goedkeuring van voordrachten;
– het verlenen van subsidies aan rechtspersoonlijkheid bezittende instellingen en verenigingen en aan gemeenten ten behoeve van de materiele instandhouding. Deze werden bij voorschot verstrekt;
– subsidiering en vaststellen van algemene voorschriften ten behoeve van het leerlingwezen.

Benoeming van controleurs die zijn belast met het toezicht op het naleven van leerlingovereenkomsten;
– benoeming van examencommissies die examens afnamen ter verkrijging van een akte van bekwaamheid alsmede commissies om leerlingen te examineren;
– het toezicht op het nijverheidsonderwijs door een inspecteur-generaal en door inspecteurs.

TAKENOVERZICHT
Vakonderwijs Het vakonderwijs met uitzondering van het hoger landbouw- en veeartsenijkundig onderwijs en van het overige landbouwonderwijs.
Handels en Nijverheidsonderwijs Het handels- en nijverheidsonderwijs met uitzondering van het hoger landbouw- en veeartsenijkundig onderwijs en van het overige landbouwonderwijs.

Afdeling Nijverheidsonderwijs (1945)

Alle werkzaamheden, voortvloeiende uit de toepassing van de NO-wet

Afdeling Nijverheidsonderwijs Belast met het voorbereiden en uitvoeren van  (1957) regelingen betreffende het nijverheidsonderwijs, met de daarmee verband houdende bestuurs-handelingen en in het algemeen met de bevordering van de belangen van het nijverheidsonderwijs.

TBO De directie is belast met de behartiging van de belangen van het technisch onderwijs, het nautisch onderwijs daaronder begrepen, het kunstonderwijs,

de lerarenopleiding binnen deze takken van onderwijs, alsmede het lager voortgezet onderwijs en het leerlingwezen voor jongens.

BVO De directie is belast met de behartiging van de belangen van het huishoud- en nijverheidsonderwijs, het middenstandsonderwijs, het economisch en administratief onderwijs, het sociaal-pedagogisch onderwijs, het vormingswerk voor leerplichtvrije jeugd en het schriftelijk onderwijs.

In november 1970 zijn een aantal taken van de directies BVO en TBO afgesplitst en ondergebracht in een nieuwe directie OVWJ.

OVWJ De directie is belast met de voorbereiding en de uitvoering van regelingen betreffende het vormingswerk voor jongeren, alsmede met het leveren van bijdragen aan de voorbereiding van regelingen betreffende het participatie-onderwijs, met de daarmee verband houdende bestuurshandelingen en in het algemeen met de behartiging van de belangen van dit vormingswerk. Voor meer informatie hierover dient men